Skip to main content

Insecten

We werken aan verschillende projecten die de effecten van licht op insecten bestuderen. Insecten zijn een belangrijk onderdeel van het voedselweb, zowel als bevruchters van planten, alswel als voedsel voor prooidieren. Daarom kijken we in drie projecten naar deze interacties. 1. Interactie insect-predator, 2. Interactie insect-plant en 3. Licht

Insect-predator

Dit onderzoek wordt uitgevoerd door promovendus Hannah Broeckx. Hoofdverantwoordelijke voor het onderzoek is prof. dr. Astrid Groot. Beiden werken zij aan de Universiteit van Amsterdam. Voor vragen, stuur je een mail naar Hannah: h.broeckx@uva.nl

Image by Hannah Broeckx

Achtergrond

Nachtvlinders, en insecten in het algemeen, vormen een belangrijke voedselbron voor een brede waaier aan dieren, zoals bijvoorbeeld vogels, vleermuizen maar ook voor andere insecten. Daarnaast zijn ze ook belangrijk voor planten, als bestuivers en herbivoren. Dit zorgt ervoor dat ze een centrale positie hebben in de voedselketen. Als de nachtvlindershet minder goed doen, heeft dit grote consequenties voor de andere organismen die ervan afhankelijk zijn. Zo kunnen bijvoorbeeld roofdier-prooi-relaties uit evenwicht worden gebracht,  wat een impact kan hebben op de biodiversiteit.

Licht speelt hierin een belangrijke rol aangezien deze eeuwenoude relaties onder natuurlijk licht zijn ontstaan. Het kunstmatig licht dat tegenwoordig overal in het landschap aanwezig is, kan het systeem daardoor uit balans brengen. Zeker op nachtactieve soorten kan dit een grote invloed hebben.

Er zijn verschillende manieren waarop licht de relatie kan verstoren, voornamelijk door verstoring van de biologische klok. Ten eerste, als er veel licht is in de nacht, zullen de nachtdieren de daglengte bijvoorbeeld anders waarnemen. Hierdoor verschuift het moment van activiteit van dag- en nachtactieve roofdieren alsook dat van nachtvlinders zelf. Als tweede kan een verschuiving van biologische ritmes ook op grotere tijdsschaal plaatsvinden. Zo kan licht effect uitoefenen op de snelheid waarmee de levenscyclus wordt doorlopen. Zo stemmen bijvoorbeeld vogels, zoals kool- en pimpelmezen, het grootbrengen van hun kuikens sterk af met de tijd waarop er veel rupsen zijn. Als er een kleine verschuiving plaatsvindt in het tijdstip dat de rupsenpiek er is, kan dit al desastreuse gevolgen hebben. Naast deze verschuivingen in tijd, kan licht ook het gedrag en het waarnemingsvermogen van roof- en prooidieren aantasten. Tot slot, is er ook nog de aantrekkingskracht van het licht. Heel veel nachtvlinders, alsook andere insecten, worden aangetrokken door licht. Zeker licht van korte golflengtes, zoals wit, blauw of groen licht. Waarom ze dit gedrag vertonen, blijft onzeker. Wat we wel kunnen zien is dat sommige roofdieren er dankbaar gebruik van maken. Zo kan je bijvoorbeeld de, bij ons zeer algemene, Gewone dwergvleermuis ’s avonds druk in de weer zien onder een lantaarnpaal. Eén voor één schrokt die de verzamelde insecten naar binnen en wat overblijft, wordt misschien wel gevangen in één van de slim gepositioneerde spinnenwebben of door een vogel de volgende dag. Wellicht op dat moment goed voor de roofdieren, maar het aantal insecten is niet oneindig.

Met dit project gaan we het effect van licht op de relatie tussen nachtvlinders en hun roofdieren verder in kaart te brengen. Welke verschuivingen in tijd, ruimte, gedrag en zicht vinden we precies? Welke intensiteiten zijn mogelijks schadelijk? Dat zijn de ruime vragen waar we mee aan de slag gaan. Uiteindelijk zullen we hiermee hulpvolle richtlijnen ontwikkelen die zowel natuur als maatschappij ten goede komen.

Image by Hannah Broeckx

Lopende experimenten

Omdat dit het eerste jaar is van ons onderzoek, zijn we dit seizoen vooral bezig met het uittesten van verschillende proefopzetten en vangtechnieken. Hiermee kunnen we het volgende vliegseizoen op volle kracht werken.

Zo zijn we dit jaar onder meer begonnen met een experiment op verschillende plaatsen in Rotterdam en Den Haag. Hier wordt per nacht, in samenwerking met de gemeenten, afgewisseld tussen een lage en hoge intensiteit verlichting voor drie opeenvolgende lantaarnpalen. Aan de middelste paal hangt dan telkens een vleermuizendetector en een vlucht-onderscheppingsval, waarmee we de activiteit en aanwezigheid van beide groepen kunnen volgen. Elke ochtend worden de insectenvallen leeggehaald. Dit gebeurt bij het ochtendgloren zodat de koudbloedige insecten dan nog niet voldoende zijn opgewarmd om weer te gaan vliegen.

Ook in Amsterdam, Utrecht en op de Veluwe zijn deze vallen te vinden. Hier wordt nog niet gewerkt met verschillende intensiteiten, maar we willen er alvast de lokale biodiversiteit in kaart brengen. Om diezelfde reden zijn er op verschillende locaties in Amsterdam ook regelmatig feromoonvallen te spotten.

Plant – insect

Dit onderzoek wordt uitgevoerd binnen WP 3.2. Hoofdverantwoordelijke voor het onderzoek zijn prof. dr. Astrid Groot, dr. Gerard Oostermeijer en Prof. dr. ir. Peter van Bodegom. Zij werken aan de Universiteit van Amsterdam en Universiteit Leiden. Voor vragen, stuur je een mail naar Prof Groot: a.t.groot@uva.nl

Image by Hannah Broeckx

Achtergrond

Naast de rol die insecten spelen als voedingsbron voor onder andere vogels en vleermuizen, maken zij nog deel uit van andere wisselwerkingen. Zo zijn planten cruciaal in verschillende levensfasen van veel insecten. Dat begint al bij het leggen van eitjes, insecten die hun eitjes leggen op planten hebben al snel een voorkeur voor één of enkele soorten planten; dat noemen we een waardplant. Als jonge larve of rups zijn de nakomelingen vervolgens aangewezen op diezelfde plant als voedingsbron. Wanneer ze zich helemaal rond hebben gegeten zullen zij verpoppen, sommigen vastgehecht aan de waardplant, anderen graven zich liever in de bodem.

In het volwassen levensstadium, ook wel imago genoemd, veranderd de verhouding tussen insect en plant naar een meer voordelige relatie voor beide partijen. Het insect zal nu bloemen bezoeken om van de suikerrijke nectar te drinken, dat vliegen vereist immers een hoop energie. Een mooie bijkomstigheid, met name voor de plant, is dat er tijdens het bloembezoek pollen aan het insect blijven kleven die meegedragen worden naar de volgende bezochte bloem, waardoor deze bestoven kan worden. Na de bestuiving zal er een vrucht gaan ontwikkelen waarin zaden voor de volgende generatie planten zitten. Op deze manier helpen insecten en planten elkaar om voort te blijven bestaan.

In de context van kunstmatig licht is het interessant om te kijken naar nachtvlinders omdat zij veelal  ‘s nachts actief zijn, zelfs wanneer ze nog rups zijn. De interacties tussen rups, vlinder en planten bevatten een circadiaan ritme; een dag- en nachtritme dus. Dit is gebaseerd op miljoenen jaren van evolutie dat gelinkt is aan de dag/nacht cyclus. Met de toename van lichtvervuiling in de afgelopen decennia lijkt het voor de natuur alsof nachten steeds korter worden omdat het nooit meer “echt” donker is. Dit kan leiden tot verschuivingen in activiteitspatronen van de insecten én in het ritme van planten. Één van de vermoedelijke gevolgen is dat nachtvlinders hierdoor op een ander moment van de nacht actief zijn dan wanneer de bloemen die ze graag bezoeken open staan, geur produceren of nectar aanmaken om insecten aan te trekken.

De grote vragen waarop dit onderzoek zich richt zijn; Welke planten worden ’s nachts bezocht door welke nachtvlinders? Wanneer vindt dit bezoek plaats? Treden hierin veranderingen op onder invloed van kunstlicht? En, kunnen we deze eventuele veranderingen verklaren vanuit het perspectief van de plant en/-of de nachtvlinder?

Image by Hannah Broeckx

Lopende experimenten

In zowel steden (Den Haag, Rotterdam, Amsterdam, Utrecht), als op enkele plaatsen op de Veluwe zijn we deze zomer gestart met pilot experimenten. Met deze experimenten konden we vooral methoden, die hieronder beschreven staan, uitproberen. Het is namelijk best een uitdaging om specifiek nachtvlinders aan te trekken. Op de buitenlocaties gebruiken we verschillende lichtbehandelingen, zo zijn er lantaarnpalen met variërende licht intensiteiten ingesteld of lampen geïnstalleerd die verschillende kleuren licht geven: rood, groen en wit. Voor elke behandeling is vervolgens een lichtval (of een vlucht-onderscheppingsval, zie: insect-predator interacties) en een vleermuis detector opgehangen aan de lantaarnpaal.

Insect-predator

Dit onderzoek wordt uitgevoerd door promovendus Gabriel Charvalakis. Hoofdverantwoordelijke voor het onderzoek is dr. Kamiel Spoelstra. Beiden werken zij aan het NIOO-KNAW. Voor vragen, stuur je een mail naar Gabriel, g.charvalakis@nioo.knaw.nl.

Image by Hannah Broeckx

Achtergrond

Insecten zijn de grootste groep en meest diverse organismen op aarde, en zijn een cruciale schakel in een gezond ecosysteem. Nacht actieve insecten horen daar ook bij en zijn bijvoorbeeld een belangrijke voedingsbron voor vleermuizen en vogels, maar ook bestuivers van planten. Nachtelijk kunstlicht trekt veel nacht actieve insecten aan waardoor ze snel doodgaan. Het licht verstoort hun biologische klok waardoor ze zich anders gaan gedragen, en dit kan ook gevolg hebben voor andere schakels in het ecosysteem.

In dit onderzoek willen we daarom kijken naar allerlei aspecten van licht en de effecten daarvan op het gedrag en de klok van de nacht actieve insecten. Kleur en intensiteit van het licht zijn eigenschappen die we onderzoeken zodat we daarna beter weten hoe we het gebruik van LED lichten goed kunnen inzetten. LED verlichting wordt namelijk steeds meer gebruikt, maar kan schadelijk zijn.

Tot nu toe

We hebben verschillende vallen gebouwd met ieder een eigen kleur. Ook kunnen we de intensiteit aanpassen en hiermee hebben we verschillende experimenten gedaan in de zomer van 22. Voor 11 nachten achter elkaar keken we naar de insectenactiviteit in natuur gebieden rond de Hoge Veluwe. We zagen dat zowel kleur als intensiteit de activiteit van insecten beïnvloedt. UV en blauw licht trokken voornamelijk motten en wantsen aan terwijl groen licht juist meer muggen aantrok. Sowieso betekende meer licht ook meer insecten.

Toekomstplannen

In de zomer van 2023 gaan we verder uitzoeken hoe het dag- en nachtritme van de insecten er precies uitziet, wanneer zijn ze het meest actief? We gaan hiervoor met camera-vallen werken en uitzoeken welke insectengroepen wanneer actief zijn. Daarna willen we gaan kijken welk effect het licht in de nacht heeft op de dieren, zoals hoe fit ze zijn en hun activiteiten. Zijn bijvoorbeeld ook de insecten in alle stadia even gevoelig voor het licht, eitjes, rupsen, volwassenen? We gaan dit soort vragen proberen te beantwoorden in het onderzoek in verschillende gemeenten van Den Haag, Rotterdam, Amsterdam, Utrecht, Leiden en Apeldoorn.

NWO logo

The BioClock Consortium is funded by the NWA-ORC programme of the Dutch Research Council (NWO; project number 1292.19.077).