Eerstejaars-update van Hannah: is lichtvervuiling hetzelfde voor een rups, vlinder of vogel?
PhD kandidaat Hannah Broeckx geeft ons een update over haar onderzoek in cluster 3.
“Insect-predator interacties in de spotlight!
door Hannah Broeckx
Een jaar ben ik al bezig met mijn onderzoek naar het effect van kunstlicht ’s nachts (ALAN) op interacties tussen insecten en roofdieren. Wat een interessant proces is het tot nu toe geweest!
Het is aangetoond dat ALAN op verschillende manieren invloed kan hebben op organismen. Via interacties tussen verschillende soorten kunnen deze effecten zich nog verder door het ecosysteem verspreiden, waardoor de totale impact van licht nog wordt versterkt. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de biodiversiteit maar ook rechtstreeks op de mens door een verstoring van natuurlijke diensten zoals bestuiving en pest controle. Met dit onderzoek zal ik me richten op enkele specifieke interacties, zoals vleermuispredatie op vliegende insecten en rupspredatie door vogels.
Een groot deel van mijn onderzoek is gesitueerd in de steden, de meest lichtvervuilde gebieden. Het monitoren van insecten in de steden, waar we typisch lage insect aantallen aantreffen, was een uitdaging. In mijn eerste jaar heb ik me dus vooral bezig gehouden met het zoeken naar de meest geschikte vangtechniek. Geurvallen (met geur van vrouwelijke lokstoffen, bloemen of rottend fruit), plakvellen, rupsenpoep vangnetten, lichtemmers, vlucht-onderscheppingsvallen, ze zijn allemaal de revue gepasseerd!
Deze vlucht-onderscheppingsvallen hebben we ook direct ingezet in ons eerste veldstudie. Welke invloed heeft de lichtintensiteit op vleermuis- en insectenactiviteit rond lantaarnpalen in de stad? In samenwerking met de steden Rotterdam en Den Haag hebben we geschikte locaties geselecteerd, zoals parken en groene lanen, waar lantaarnpalen konden worden geprogrammeerd om op opeenvolgende nachten af te wisselen tussen hoge en lage lichtintensiteiten. Hier hebben we doorheen de nacht de activiteit van vleermuizen en insecten opgevolgd. Het vleermuizenwerk werd uitgevoerd door Sander Buddendorf. Zijn geautomatiseerde vleermuisdetectoren registreerden grote hoeveelheden vleermuisactiviteit, terwijl insectenmonitoring nog steeds niet effectief genoeg was. In de meer insectenrijke gebieden, dicht bij water, zagen we echter wel een reactie van de insecten op lichtintensiteit. Hoge intensiteiten trokken hier meer insecten aan, wat hun kwetsbaar maakt voor predatie van de meer opportunistische vleermuizen.
In de winter, wanneer de activiteit van dieren laag is, had ik tijd om mijn eerste laboratoriumexperiment op te zetten. Deze keer met een focus op insectenetende vogels, namelijk koolmezen. Heeft ALAN invloed op het ontstaan van koolmeesactiviteit en zullen ze ook effectief opzoek gaan naar rupsen onder deze lichtomstandigheden? En hoe zit het met rupsen zelf, gedragen ze zich anders onder het risico van predatie in donkere en verlichte nachten? In de vogelfaciliteiten van het NIOO zetten we planten, rupsen en vogels bij elkaar in klimaatkamers. Hier werden ze blootgesteld aan ofwel donkere ofwel verlichte nachtomstandigheden. Allerhande metingen werden genomen, zoals koolmeesactiviteit, aantallen opgegeten rupsen, oppervlakte van gegeten bladmateriaal, gewicht en posities van de rupsen. Deze kunnen dan worden vergeleken tussen de verschillende behandelingen. Ik kan hierbij inmiddels melden dat we weldegelijk verschillen in vogelactiviteit en in het gedrag van rupsen kunnen waarnemen.
In 2023 werken we de vleermuis-insect interacties onder lantaarnpalen verder uit met weer een andere techniek: plakvellen onder cameratoezicht. Daarnaast gaan we een hele boel nieuwe projecten opzetten. We zullen de diëten van zowel vogels en vleermuizen vergelijken tussen stedelijke en landelijke gebieden en het effect van licht hierin proberen te ontwaren. Verder zullen we predatiedruk gaan testen met behulp van geboetseerde rupsen die in het veld worden uitgezet onder verschillende lichtkleuren.
Drukke tijden, laat die data maar komen!
The BioClock Consortium is funded by the NWA-ORC programme of the Dutch Research Council (NWO; project number 1292.19.077).